ChinaMoves recensie ‘Managen volgens Confucius’ of ‘Durf de baas te zijn’
Nederlandse bazen willen maar al te graag aardig gevonden worden en zien soms zelfs op tegen het daadkrachtig geven van leiding.
Met “Managen volgens Confucius” wil auteur en sinoloog David Engelhard leidinggevenden aansporen met overgave en authenticiteit de rol van baas te vervullen. Hij gebruikt daarbij de oude leer van Confucius (gelatiniseerde naam van Kong Fuzi ofwel Meester Kong, 551 – 479 v Chr) om zijn betoog kracht bij te zetten.
Engelhard lijkt daarmee te willen zeggen dat Nederlandse leiders onvoldoende gebruik maken van hun positie aan de top. Of in ieder geval hun mogelijkheden niet optimaal lijken te benutten. Daarmee laten zij kansen liggen.
Hiërarchie versus polderende Nederlander
Ik vroeg mij af hoe Engelhard de 2.500 jaar oude wijsheid van Confucius wilde inzetten om in het Nederland van de 21ste eeuw aanbevelingen te doen aan haar directeuren. Confucius richtte zich immers op de ordening van een tamelijk strikt hiërarchische samenleving waarin gezagsdragers moesten voldoen aan tal van voorwaarden om daarmee een harmonieus milieu te garanderen waarin iedereen kon gedijen. Deed de vorst dat niet, dan riep hij bijna als vanzelfsprekend allerhande ellende over de wereld af. Volgens Confucius zou solide moreel gezag van boven naar beneden uitstralen, daarmee een samenleving creërend waarin welvaart en voorspoed tot stand werden gebracht. Voor die gunstige omstandigheden werd de vorst beloond met loyaliteit, gehoorzaamheid en aanzien. Alle drie, essentiële kenmerken binnen de top-down structuur van de Confucianistische leer.
Maar leent de platte Nederlandse cultuur-structuur zich daar wel voor? Nederlanders lijken wars van autoriteit te zijn en hebben weinig op met mensen die op hun strepen staan. Bovendien neigen leidinggevenden in Nederland hun rol soms te marginaliseren ten overstaan van anderen, iets dat overigens tegenover een Chinees gehoor vreemd kan overkomen.
En toch, zelfs ondanks het ogenschijnlijke gemis aan overlap, besteedt Engelhard terecht aandacht aan hoe de seculiere filosofie van Confucius onze managers van dienst kan zijn. Want er zijn zeker ingrediënten waar wij iets van zouden kunnen opsteken: hoe geven wij leiding, dragen wij verantwoordelijkheid én gaan wij om met gebrekkig leiderschap? Is het niet de hoogste tijd om onze ideeën hierover eens grondig te herijken? Om bij te schaven waar het fout gaat en een kompas van integriteit en wellevendheid te volgen waar een gezonde omgeving hersteld wordt met vertrouwen in de top?
Een vorst leidt door voorbeeldig te zijn en dwingt daarmee af dat zijn ministers en onderdanen ook doordrongen zijn van het besef van juist handelen. Binnen de leer van Confucius zijn relaties echter altijd gebaseerd op ongelijkheid, behalve tussen die van vrienden. Nederlanders gaan daarentegen prat op hun vermogen te polderen, waarmee de adviezen van Confucius moeilijk lijken te rijmen. Een Nederlandse baas wil zich in de meeste gevallen niet extra doen gelden door de ‘baas te spelen’. Een leidersrol aannemen lijkt daarom enigszins te conflicteren met de Nederlandse zakelijke cultuur.
Niet alleen inhoud, ook vorm belangrijk communicatiemiddel
Toch vind ik de oproep van Engelhard om te analyseren wat ‘een baas zijn’ betekent zinnig. Al was het maar om onszelf opnieuw af te vragen welke meerwaarde een baas in het MKB, of een CEO aan een beursgenoteerd bedrijf kan geven en wat wij van hem of haar mogen verwachten. Ongetwijfeld zal men sturing en richting geven zien als voorname rol van de leider, maar het verhaal van Engelhard gaat er vooral om hóe je die rol speelt.
Het is voor Nederlandse bazen niet ongewoon mee te doen met bedrijfsuitjes. Engelhard waarschuwt echter voor valkuilen. Zo geeft hij als voorbeeld de baas die meedoet aan een potje klim-muren en ongewild in de touwen komt te hangen. Zijn imago als baas loopt hiermee schade op en dit zou voorkomen moeten worden.
Daar heeft hij een punt: met het WC-potten gooien tijdens Koninginnedag sloeg onze kroonprins goed beschouwd een bijzonder figuur. Maar mogelijk kon hij niet onder deze activiteit uit komen zonder als arrogant bestempeld te worden. De vorm doet er dus wel degelijk toe. Het gebruik van intrinsieke macht die samengaat met de gegeven positie zou juist op veel daadkrachtiger wijze aangewend kunnen en moeten worden, volgens Engelhard.
Confucius verkondigde dat, in de ideale situatie, het handelen van de leider ingegeven is door medemenselijkheid. Hierdoor creëert hij een omgeving van wellevendheid waarbinnen ondergeschikten tot volle bloei kunnen komen. Verzaakt hij zijn verantwoordelijkheid, dan heeft dat chaos en wanorde tot gevolg. De consequenties daarvan kunnen desastreus zijn en zullen zich als een lelijke olievlek uitbreiden tot ver buiten de eigen invloedssfeer.
Leer van Confucius kan verantwoordelijkheidsbesef beïnvloeden
Als wij die wijsheid nu toepassen op onze eigen tijd waarin maar al te vaak melding wordt gemaakt van hoogwaardigheidsbekleders die niet goed op de winkel passen, dan lijkt de raad van de oude wijsgeer nog lang zo gek niet. Dan zie je dat het geen kwaad kan opnieuw stil te staan bij wat het nu betekent om leider te zijn, en het belang dat gehecht mag worden aan een positie die hem boven de rest stelt.
Hadden wij Confucius’ woorden eerder in acht genomen, zou er dan sprake zijn van fraudefaillissementen of slechte hypotheekleningen? Zou de wereld dan nog opgescheept zitten met mensen die hun hoge positie misbruiken ter meerdere glorie van zichzelf en het eigenbelang zwaarder laten wegen dan dat van de medemens? Kortom, is het denkbaar dat het systeem dat Confucius voor ogen stond alsnog post kan vatten in een tijd waar integriteit steeds minder beloond lijkt te worden en tegelijkertijd grotere ruimte geboden wordt om persoonlijk gewin na te jagen?
De Chinese individualist geen groepsmens?
Engelhard gaat vervolgens in op een stereotype beeld dat westerlingen hebben van Chinezen: zij zijn louter groepsgerichte wezens. Volgens hem wordt hier te eendimensionaal over nagedacht en zijn Chinezen juist individualisten pur sang. Engelhard ondersteunt dit feit door aan te halen dat Confucius zelfstudie juist stimuleerde om individuele prestaties te bevorderen. En dat is tot op zekere hoogte natuurlijk waar. Maar in een relatie-georiënteerd land als China, kan men toch niet voorbijgaan aan de grote waarde die gehecht wordt aan hoe de verschillende kerngroepen waar een individu toe behoort, in elkaar grijpen. De rollen van reciprociteit, loyaliteit en status zijn fijnmazig en nauw met elkaar verweven en complexer dan die van bijvoorbeeld een Nederlands studiejaar bij het corps.
Het Chinese individu is schatplichtig aan de groep. Zijn opwaartse mobiliteit is tot voordeel van de hele groep, terwijl zijn falen de groep nadelig zal treffen. Uiteraard zijn dergelijke zwart-wit fenomenen ook van toepassing op Nederlandse situaties, maar het valt niet te onderschatten hoe diep doordrenkt de Chinese cultuur is van de eigen bijdrage aan de groep en het gezicht/de status dat hiermee gepaard gaat.
Tegelijkertijd onderscheidt het Chinese individu zich juist door een unieke bijdrage te leveren, of dit nu door een studie-bul, juiste carrière stap of ministeriële aanbeveling wordt bewerkstelligd. Met andere woorden, het individu en de groep versterken elkaar.
Loop vooral zelf geen gezichtsverlies op
Verder stelt Engelhard dat de waarde die gehecht wordt aan gezichtsverlies of het geven van gezicht, aanzien en status niet voorbehouden is aan Chinezen. Omgaan met gezichtsverlies of er gebruik van maken om iemand op zijn nummer te zetten is ook in Nederland aan de orde. Maar, Nederlanders zouden er volgens hem te zeer op gebrand zijn om het gezicht van hun Chinese gesprekspartner op te willen poetsen, zichzelf wegcijferend, om een deal te laten doen slagen. Het risico dat men dan echter loopt is om zelf te laag ingeschat te worden. Dat is een waardevolle waarschuwing.
Er zijn meerdere begrippen vanuit het Confucianistische en westers antropologische denken die Engelhard aanhaalt, met soms een beetje voor de hand liggende conclusies. Ik vind het echter in zijn geheel een positieve poging om een andere gedachtenstroom op gang te krijgen binnen het Nederlandse ondernemersklimaat.
Immers, in een tijd waar de grenzen van betamelijk gezag ernstig vervaagd zijn en wij wekelijks lezen hoe rolmodellen van hun voetstuk vallen, soms zonder noemenswaardige gevolgen, hadden veel van Engelhards adviezen zelfs op een eerder moment mogen komen.
Confucius voorloper van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen?
Misschien was Confucius wel een MVO’er avant la lettre, want hij bepleitte juist handelen vanuit het gezag naar beneden toe. Daardoor zou cohesie met de onderlagen bevorderd worden juist omdat gedacht werd vanuit het algemeen nut en belang. In onze tijd zou zich dat kunnen vertalen naar de baas of opdrachtgever die de juiste gedragscodes hanteert. Zowel naar de employee, de klant en de leverancier toe, en tevens respectvol is jegens de sociale en fysieke omgeving.
Daar schort het binnen Nederland ernstig aan. Want ook in Nederland is respect en vertrouwen voor gezag in de top, zowel op zakelijk als politiek niveau geërodeerd. Maar een cynische houding aannemen waaruit geen hoop op verbetering spreekt, is te makkelijk genomen en daardoor funest. Voorbeeldige leiders die het gemaakt hebben in Nederland weten zowel kennis als ervaring in te zetten, maar ook hun strategisch vermogen en diplomatieke of tactische kunde aan te wenden om mensen te motiveren het beste uit zich zelf te halen. En in vorm gedragen zij zich daar ook naar.
Misschien zijn dit wel de figuren waar Engelhard op doelt, maar meent hij dat er niet genoeg van deze mensen rondlopen. Het is te hopen dat het boek van Engelhard, hoe idealistisch ook, een steentje zal bijdragen aan de invulling van de rol van medemenselijk ondernemer die zijn verantwoordelijkheid naar eer en geweten wil dragen. En daarmee, dat hun aantallen zullen toenemen!
Confucius: in 1949 nog elitair
Er is een periode geweest waarin Confucius in diskrediet was. Engelhard stelt dat de communisten, toen zij uiteindelijk in 1949 aan de macht kwamen, een hekel hadden aan het elitaire confucianisme. Echter, volgens de wijsgeer is de ideale leider iemand die op basis van zijn merites de top heeft weten te bereiken – daarmee was Confucius ’s werelds eerste filosoof die stelde dat iedereen de top kon bereiken, ongeacht afkomst en klasse.
De complexe afkeer die er ontstond, was vooral ingegeven door de overtuiging dat zijn staatsleer China niet verder had weten te brengen in een tijd waarin het rijk hopeloos achterbleef bij de rest van de wereld, zich vernederd wist door eigen onkunde en corruptie, en geen antwoord had op het agressieve Westen en Japan. Met de rehabilitatie van Confucius in de huidige tijd zou je denken dat China weer het vertrouwde pad is ingeslagen, om het meritocratisch system opnieuw leven in te blazen. In een land waar de leiders corruptie zien als één van de grootste bedreigingen voor het voortbestaan van de Partij in het bijzonder, en dat van de samenleving in het algemeen, zal de tijd uitwijzen of de leer van Confucius hier nog uitkomst kan bieden.
Deze recensie door Lilian Kranenburg van ChinaMoves verscheen eerder in vrijwel identieke vorm op de site van Geledraak.nl
Boek: Managen volgens Confucius: Durf de baas te zijn.
Door David Engelhard, Uitgeverij Pearson, ISBN: 9789043029773,
Paperback 160 pag. Met illustraties door Marjolijn Engelhard. Prijs 19.95 euro.
2 Responses to “ChinaMoves recensie ‘Managen volgens Confucius’ of ‘Durf de baas te zijn’”